Via de ademhalingsorganen kan vergiftiging plaatsvinden door zeer fijn in de ademlucht verdeelde stof of door ingeademde gassen, dampen, aerosol of nevels, of vezels.
Deze toolbox gaat voornamelijk over adembescherming in geval van stof.
Onze bovenste luchtwegen doen dienst als filter. In de neus worden stofdeeltjes van een bepaalde grootte tegengehouden door de trilhaartjes. De kleinere deeltjes gaan verder en worden in de luchtpijp en de grote longpijpen tegengehouden. De zeer kleine deeltjes kunnen doordringen in de longblaasjes en daar neerslaan. Zijn de stofdeeltjes bijzonder klein dan blijven ze bij het inademen in de lucht zweven.
Ook kunnen problemen ontstaan doordat bepaalde gassen (door de grote hoeveelheid, of omdat deze zwaarder zijn dan zuurstof) de zuurstof in de lucht "verdringen", waardoor zuurstoftekort bij inademing kan ontstaan. Ook dan zal sprake moeten zijn van adembescherming.
De grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde concentratie van een stof in de ademlucht, in de individuele ademzone van een werknemer, in verhouding tot een bepaalde referentieperiode. Deze referentieperiode is meestal 8 uur en/of 15 minuten.
Deze grenswaarde staat voor de maximale hoeveelheid van een bepaalde stof die tijdens de werkzaamheden in de omgevingslucht aanwezig mag zijn, zodat risico's voor de gezondheid worden beperkt. Deze grenswaarden zijn wettelijke waarden, waaronder de ademlucht als veilig voor de gezondheid wordt beschouwd. Per stof, gas of damp is deze grenswaarde vastgelegd. Voor Chroom 6 is deze bijvoorbeeld 1 µg / m3 lucht, voor asbest is dit 2000 vezels/m3 lucht.
Voor stoffen zonder een veilige drempelwaarde kan geen grenswaarde worden vastgesteld die dit veiligheidsniveau biedt. Dat zijn vaak kankerverwekkende en mutagene stoffen, en stoffen die luchtwegallergieën kunnen veroorzaken. Mutageen betekent dat de stof het DNA kan aantasten.
De grenswaarden scheppen duidelijkheid voor werkgevers en werkenden over wat toelaatbare blootstelling is. Ook bieden grenswaarden houvast aan de NL Arbeidsinspectie bij de handhaving. Bij concentraties lager dan de grenswaarden zijn geen nadelige effecten op de gezondheid te verwachten. Dat geldt echter niet voor de grenswaarden voor kankerverwekkende en mutagene stoffen zonder drempelwaarde. Daarvoor is geen veilige grenswaarde vast te stellen.
Belangrijk om van bewust te zijn is dat niet elke stof zichtbaar is en men dus onbewust een gevaarlijke stof inademt waarbij de blootstellingsgrens wordt overschreden met mogelijke gevolgen van dien, ofwel op korte, ofwel op langere termijn. Als voorbeeld asbeststof of Chroom 6 houdende stof.
En soms produceren wij zelf bepaalde stof waartegen wij ons moeten beschermen door het treffen van maatregelen. Denk aan schuren, zagen en boren.
En ook vegen van een ruimte kan leiden tot een te hoge stofconcentratie in de lucht en moet dus zoveel mogelijk worden vermeden. Beter is om de stof op te zuigen dan om te vegen.
Indien uit metingen en/of schattingen blijkt dat een grenswaarde (mogelijk) wordt overschreden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen volgens de arbeidshygiënische strategie. Deze strategie betekent dat in eerste instantie maatregelen aan de bron moeten worden getroffen (bijvoorbeeld eliminatie of substitutie), vervolgens technische maatregelen (bijvoorbeeld omkasting van de bron of gebruik maken van afzuiging), daarna organisatorische maatregelen (bijvoorbeeld verminderen van de blootstellingsduur), en pas in laatste instantie persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals adembescherming. (of bijvoorbeeld handschoenen wanneer het gaat om bescherming van de huid).
Adembescherming is noodzakelijk indien er gevaar bestaat voor het binnendringen van schadelijke stoffen in het lichaam via de ademhalingswegen.
Tijdens het werk wordt soms, bewust of onbewust, gebruik gemaakt van chemische producten (bijvoorbeeld lijmen) of er komen gevaarlijke stoffen vrij bij chemische reacties (bijvoorbeeld bij gebruik PUR schuim of tijdens lassen). Hierover meer in de toolbox welke gaat over adembescherming in geval van gassen wordt hier dieper op in gegaan.
De dosis, frequentie en tijdsduur bepalen in hoofdzaak de kans op gezondheidsschade. Daarnaast is ook van belang of er meerdere stoffen aanwezig zijn, terwijl ook de hoogte van de omgevingstemperatuur een rol speelt. Van belang kan ook zijn of we zware arbeid verrichten, waardoor ook de ademhaling op een hoger niveau ligt dan normaal. Al deze factoren samen bepalen of adembescherming noodzakelijk is en bepalen tevens het soort adembescherming dat toegepast moet worden.
In de praktijk worden twee hoofdcategorieën onderscheiden te weten, afhankelijk van omgevingslucht (filters) en onafhankelijk van omgevingslucht (zuurstofapparaten)
(stof)Filters worden gebruikt om lucht te ontdoen van schadelijke en ongewenste bestanddelen. Het gebruik van filters wordt beperkt door:
• onbruikbaarheid in ruimtes met zuurstofgebrek;
• verzadiging van het filter, waardoor het verwisseld moet worden.
Zijn filters eenmaal in gebruik genomen dan kunnen ze niet, of
slechts gedurende een beperkte tijd nogmaals gebruikt worden;
• doorslaan: een filter heeft een maximale afvangcapaciteit.
Daarboven wordt de schadelijke stof doorgelaten.
Filters worden vervolgens ingedeeld in stoffilters en gasfilters, of gecombineerd stof-en gasfilters en worden onderverdeeld in filterclasses, FFP1, FFP2 of FFP3. De maximale doorlaatbaarheid van de stoffilters is respectievelijk 20 %, 6 % en 1% hetgeen dus betekent dat deze filters respectievelijk 80 %, 94 % en 99(,95) % van de ongewenste bestandsdelen effectief tegen houden. Geen enkel filter houdt 100 % van de ongewenste bestandsdelen tegen. Hoe hoger de klasse, hoe groter de efficiëntie.
Wat verder een belangrijke rol speelt in de efficiëntie is in welke mate het filter goed rondom aansluit op het gelaat. Is er sprake van lekkage langs de randen zal de efficiëntie hierdoor sterk dalen!
Norm-technisch wordt uitgegaan van en "toegestane inwaartse lekkage" en het resultaat van de maximale doorlaatbaarheid en de toegestane inwaartse lekkage vormt de zogenaamde NPF, welke staat voor Nominal Protection Factor. Dit is de beschermingsfactor die het type filter geeft ten aanzien van een schadelijke stof en wordt alleen bij metingen in een laboratorium gehaald. Deze gelden dus als normatieve / referentie waarden.
In de praktijk wordt echter uitgegaan van de z.g. TPF, een toegekende protectiefactor, welke lager ligt dan de NPF omdat in de praktijk er altijd sprake zal zijn van lekkage langs de randen. Dit door bijvoorbeeld onvoorzichtigheid, baardgroei of een andere gelaatsvorm dan het filter heeft. De TPF van een FFP1 wegwerpmasker ligt op 4, terwijl de TPF van een P3 volgelaatsmasker ligt in het meest gunstige geval op 40. Hoe effectiever het filter, hoe groter het effect van een beetje lekkage langs de randen.
Een wegwerpmasker presteert minder goed dan een halfgelaatsmasker met filterpatroon van dezelfde klasse en een volgelaatsmasker presteert weer aanzienlijk beter dan een halfgelaatsmasker vanwege de dubbele afdichting en het lastig af te sluiten gebied langs de neus niet hoeft te worden afgedicht.
En wat verder een belangrijke rol speelt bij gebruik van adembescherming is "het gedrag" van de gebruiker! De gebruiker zal in de praktijk wellicht het filter of het masker afnemen als dat eigenlijk niet zou mogen: niezen, de hik, even te vroeg afzetten bij het naar buiten lopen als voorbeeld. Verder speelt regelmatig onderhoud een rol, maar ook bijvoorbeeld te lang door werken met eenzelfde filter, fronsen vanwege jeuk of een lachbui zijn van van invloed op de blootstelling.
Ook de selectie van het juiste filter is bepalend of deze wel de juiste bescherming biedt.
Dit zijn allemaal redenen ook om de arbeidshygiënische strategie toe te passen waardoor wellicht uiteindelijk geen PBM meer nodig is.
Het FFP1 wegwerpmasker biedt bescherming tegen inert stof, rook en nevel die geen verandering teweegbrengen in de structuur van de ademhalingswegen. Denk hierbij aan steengruis of houtsplinters.
Het FFP2 masker beschermt tegen schadelijk stof, rook en nevel die ademhalingswegen kunnen aantasten. Te gebruiken bij schadelijk stof zoals dat van gipsplaten. Al redelijk fijne, maar nog wel zichtbare stof
Het FFP3 masker is het beste masker wanneer je in aanraking komt met hogere concentraties schadelijk stof, bijvoorbeeld fijnstof.
Binnen Unica wordt standaard gebruik gemaakt van FFP3 filters.
Voor hoog toxisch stof, rook en nevel die opgenomen kunnen worden in het bloed: deeltjes van kankerverwekkende of radioactieve stoffen, bacteriën, virussen, enzymen en sporen kies je best een P3 filter met volgelaatsmasker.
Ga met elkaar in gesprek over het volgende:
Scan de volgende code met de app om deze toolbox te bekijken.